555
55
55
Spreken examen ( oefenen 2019 )
1- Wat vindt u van de
Nederlandse taal en waarom?
Ik vind het moeilijk want ik spreek Arabisch.
--------------------------------
2 - Wat te eten en met wie?
Ik eet Arabisch eten met mijn vrienden.
---------------------------------
3 - Wat vind je van het theater en waarom?
Ik vind het interessant, want er zijn veel mensen.
-----------------------------------
4 - Welke stad heb je
bezocht en wat heb je daar gezien?
Ik heb Rotterdam bezocht en ik heb de haven
bekeken.
----------------------------------
5 - Wat denk je van verkeer en waarom?
Ik vind het belangrijk dat
iedereen zich aan de verkeersregels houdt, zodat er weinig ongelukken gebeuren.
-----------------------------------
6 - Wat heb je vroeger gespeeld en hoe vaak?
Ik speelde vroeger een keer per week basketbal.
--------------------------------
555
55
7- Hoe is het weer
vandaag en hoe zal het morgen zijn?
Vandaag is het lekker weer. Morgen gaat het
regenen.
----------------------------------
8 - Welke kleding heb
jij het liefst en waar koop je ze?
Ik hou van sportkleding en ik koop het in sportwinkels.
----------------------------------
Ik hou van sportkleding en ik koop het in sportwinkels.
----------------------------------
9 - sinds wanneer heb je een telefoon en waarvoor gebruik je
het?
Sinds 5 jaar heb ik een telefoon en ik gebruik het voor bellen en internet.
------------------------------------
Sinds 5 jaar heb ik een telefoon en ik gebruik het voor bellen en internet.
------------------------------------
10 - Welk voedsel wil je maken? Wie heeft je leren koken?
Ik kook graag pizza en ik heb het van internet geleerd.
-------------------------------------
Ik kook graag pizza en ik heb het van internet geleerd.
-------------------------------------
11- Wat voor werk vind je leuk en waarom?
Ik vind het leuk om met kinderen te werken omdat ik daar goed in ben.
Ik vind het leuk om met kinderen te werken omdat ik daar goed in ben.
-----------------------------------
12- Nederlanders gebruiken vaak de fiets. Gebruik jij de
fiets en waarom?
Ja ik gebruik de fiets. Want het is sneller dan lopen.
Ja ik gebruik de fiets. Want het is sneller dan lopen.